Schouder skelet

Als we over de schouder spreken, wordt meestal het gewricht tussen bovenarm en schouder, het zg gleno-humerale gewricht, bedoeld:

a skelet 1a

De humeruskop uit het beroemde anatomie boek van Testut (1898)

a skelet 1b

Glenoid uit het beroemde anatomie boek van Testut (1898)


Als we echter de arm naar boven bewegen, doen er nog veel meer gewrichten mee:

  • het gewricht tussen sleutelbeen (clavicula) en borstbeen (sternum), het z.g.sternoclaviculaire gewricht, S-C gewricht
  • het gewricht tussen sleutelbeen en schouderblad (scapula), het acromioclaviculaire, ook wel A-C gewricht genoemd.alle echte gewrichten worden met elkaar verbonden door een kapsel; verdichtingen in dit kapsel worden ook ligamenten genoemd; ligamenten zijn ook banden tussen botten zonder dat er een ngewricht tussen zit:

a skelet 2

 

  • het “gewricht” tussen schouderblad (scapula) en borstkas (thorax); dit is geen echt gewricht, want er zit geen kraakbeen tussen; aangezien echter een belangrijk deel van de beweging van de arm plaats vindt tussen deze 2 onderdelen (het zogenaamde scapulo-thoracale vlak) wordt dit toch wel als gewricht beschouwd.
  • tenslotte het bovengenoemde gewricht tussen schouderkop (humerus) en kom (glenoid) van het schouderblad, het z.g. glenohumerale gewricht:

a skelet 3

 

  • voor de volledigheid moet gezegd worden, dat bij het heffen van de arm naar boven ook de gewrichtjes tussen ribben en wervelkolom bewegen, zij het in geringe mate.

Tijdens het heffen van de arm (elevatie) is er een bewegingstraject van een halve cirkel, d.w.z. 180°. Het grootste deel van dit traject vindt plaats tussen schouderblad en borstkas, een derde deel van deze beweging gebeurt tussen bovenarm en schouderblad.

De schouder is het meest beweeglijke gewricht van het lichaam. De schouder heeft zich tijdens de evolutie zo ontwikkeld: toen de mens nog op 4 benen liep, was de beweeglijkheid van de voorste poten lang niet zo groot als nu met onze schouders. Deze beweeglijkheid stelt ons tot veel meer in staat dan vroeger: we kunnen verder reiken, zowel naar boven als naar voren; daardoor is het bereik van onze armen en handen om b.v. voorwerpen te pakken ook veel groter geworden.

De keerzijde van deze beweeglijkheid, is dat het gewricht ook veel minder stabiel is dan b.v. de heup of knie. Als je in aanmerking neemt, dat het kommetje (het glenoid) niet veel groter is dan een (platte) eetlepel en de kop (humerus) zo groot is als een halve mandarijn, dan kan de kop eenvoudig uit het kommetje schieten. Dit gewricht, het gleno-humerale gewricht is dan ook, naast het meest beweeglijke, ook het meest instabiele gewricht.